vrijdag 1 maart 2013

Erfgoededucatie versus geschiedenisonderwijs?

Staan de doelen van erfgoededucatie op gespannen voet met die van geschiedenisonderwijs? Het is een kwestie die de moeite waard is om nader te verkennen. Ik ging dan ook met plezier in op de vraag van het Center for Historical Culture – van de Erasmus Universiteit - om vanuit het LKCA mee te werken aan Tangible Pasts? Questioning Heritage Education, de internationale conferentie voor onderzoekers en professionals in erfgoededucatie (6 en 7 juni in Rotterdam).

Op het eerste gezicht denk je dat onderwijs in geschiedenis en erfgoed hooguit varianten van hetzelfde zijn. Blijkbaar is dat niet zo, want juist de vraag of erfgoededucatie te verenigen is met geschiedenisonderwijs staat centraal tijdens de conferentie. De spraakmakende historicus David Lowenthal antwoordt simpelweg dat erfgoed en geschiedenis onverenigbaar zijn. Erfgoed associeert hij met goedgelovigheid en patriottisme, geschiedenis is volgens hem daarentegen universeel en gebaseerd op toetsbare feiten. Hoe zit dat dan met erfgoededucatie? Doet deze vorm van onderwijs alleen een beroep op emoties en inlevingsvermogen, om zo het verleden tastbaar en invoelbaar te maken? Of is een kritische benadering zoals bij geschiedenisonderwijs ook mogelijk?

CHC-directeur Maria Grever – organisatievoorzitter en tevens keynote-speaker beaamt in een recente publicatie dat erfgoed vooral refereert aan directe ontmoetingen, emoties en adoratie, en niet aan argumenten en onderzoek. Tegelijkertijd vindt zij dat onder optimale voorwaarden, erfgoededucatie het kritisch historisch denken wel degelijk kan bevorderen. Uit de paper abstract van haar openings-keynote blijkt dat zij het belang inziet van zintuiglijke ervaringen van historische objecten, plaatsen, verhalen en getuigenissen voor een beter begrip van het verleden. Scholen bijvoorbeeld laten hun leerlingen dit soort ervaringen opdoen via educatieve activiteiten van erfgoedinstellingen. Juist dan pleit ze voor een zekere historische afstand. Een te afstandelijke en onthechte benadering ontmoedigt leerlingen. En komt het verleden té dichtbij en raken de leerlingen er té zeer bij betrokken, dan worden zij bij hun onderzoek naar het verleden belemmerd om vanuit verschillende perspectieven te kijken. Het onderwijs moet de mate van afstandelijkheid volgens Grever weloverwogen faseren, van minder naar meer afstandelijk.

Erfgoed kan dus waardevolle verwondering toevoegen aan geschiedenisonderwijs en de motivatie bevorderen. Bij het onderwijs over het verleden gaat het echter niet alleen om zien, voelen en beleven, maar ook om nadenken, vragen stellen en het respecteren van feiten. Een weldoordachte combinatie van kritische afstand en tastbaarheid is dan van groot belang.

Enkele conferentieorganisatoren, deels behorend tot het researchteam van het NWO-programma Erfgoededucatie verwoordden het eerder in het Tijdschrift voor Geschiedenis zo: 'Geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie mogen dan werken vanuit verschillende kaders en uitgangspunten, ze kunnen elkaar wel versterken. Dat vraagt om regelmatige uitwisseling en onderlinge afstemming.' En dat is nu precies wat er op 6 en 7 juni in Rotterdam gaat gebeuren!

Zijn erfgoededucatie en geschiedenisonderwijs inderdaad onverenigbaar? Of heeft u een andere opvatting? Ik lees het graag in de groep Erfgoededucatie of in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Zie ook op Cultuurplein: Brug tussen geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie

Geen opmerkingen:

Een reactie posten